zaterdag 7 oktober 2017

Ubud - Elephant Cave en Gunung Kawi

Na een heerlijke nacht in ons zalige bed is de ochtend aangebroken. Het geluid van de kikkers in het rijstveld aan ons hotel, wekt ons. Bij het opstaan ben ik minder stijf dan verwacht al moet ik toegeven dat ik toch niet uit bed spring als een jonge deerne. Vooral die knie doet verdomd pijn, dat beloofd! De moesson heeft beslist om ons het leven zuur te maken en de eerste druppels vallen dan ook van zodra we ’s morgens ontwaken. Vaarwel zeggen is altijd lastig wanneer je je op een droomlocatie bevindt maar we weten nog niet waarheen we gaan dus misschien is die locatie nog wel mooier dan de deze. 


Na een heerlijk ontbijt checken we uit voor een volledige, gevarieerde dagexcursie. Surya staat ons al op te wachten met zijn mooie glimlach. Vandaag beginnen we met een bezoek aan een traditionele ‘Barong dans’, gebaseerd op de eeuwigdurende strijd tussen het Goede en het Kwade. De dans wordt uitgevoerd door de leeuw-draak Barong (het Goede) en Rangda, de heks (het Kwade). Begeleid door gamelanmuziek bekijken we het schouwspel. Het Franse gezelschap dat voor ons zit, vindt het hilarisch en gaat helemaal mee in het verhaal. Wat ons betreft kan het niet snel genoeg voorbij zijn want onze ogen vallen meermaals dicht. Balinezen vinden dit echt geweldig - onbegrijpelijk! 



Na dit spektakel zetten we koers richting Mas. Het was de plaats waar een groot priester uit Java, zijn huis had. Er is een legende dat toen de priester zijn houten stok in de grond stak er een wonder gebeurde. De stok werd een levende boom met gouden bloemen, waaruit het dorp zijn naam ontleent. De priester voorspelde ook dat al zijn nakomelingen zouden leven van het hout. En waar genoeg, het dorp is nu beroemd om zijn houtsnijwerk. Tientallen houtsnijwerk winkels liggen nu aan de hoofdweg. Elke arbeider heeft een bepaalde taak, zo is er één voor het uithakken van hout in groffe contouren, één voor het fijn bewerken, schuren, polijsten etc. Ze werken met vijf soorten hout: wit krokodillenhout, mahonie, teak, sandelhout en ebbenhout. Het nadeel van dit beroep is dat men last krijgt van de rug en dat vinden we niet zo heel vreemd als we zien onder welke omstandigheden de mensen werken, op de grond in kleermakerszit. Ook al is het resultaat indrukwekkend, dit houtsnijwerk kan me niet bekoren. Het ziet er zo gelikt en in mijn beleving kitscherig uit.


Omdat het water nog steeds met bakken uit de hemel valt, gaan we nog naar een batik fabriekje. Hier zien we hoe vrouwen de katoenen stoffen helemaal manueel inkleuren. Uiteraard kan er ook gekocht worden. De lucht klaart een beetje op en we trekken naar het restaurant Talisman. Hier hebben we een prachtig zicht op het oerwoud waardoor een rivier stroomt. Het water is bruin van kleur door al de modder. 


Vervolgens is de Goa Gajah of The Elephant Cave aan de beurt, een tempelcomplex dat niets aan de verbeelding overlaat. Vooraan zien we een fontein met zes beelden van vrouwen. Deze vrouwen hebben een pot in hun handen waar heilig water uit stroomt. Veel Hindoes en boeddhisten reinigen zichzelf met het water want volgens Surya zou dit alle rimpels laten verdwijnen. En we moeten zeggen, hij heeft wel een glad gezichtje voor een 48-jarige. Ingrid spurt dus naar beneden om haar gezicht nat te maken. Als dit niet helpt kan je ook nog altijd wat ‘facial exercise’ doen volgens Surya. We kijken hem aan en hij zegt al lachend ‘smiling, always smiling’. Dat lachen gaat ons niet zo goed af want  die regen werkt serieus op onze zenuwen maar we moeten verder. De  grot die bij deze tempel hoort, werd in 1922 voor het eerst ontdekt, maar stamt al uit de 11e eeuw. Voor de grot zien we een beeld van de boeddhistische godin Hariti. De ingang van de grot zelf bestaat uit een soort monsterlijk wezen met wijd open mond. Het duivelse gezicht met de bolle ogen en de grote oordoppen is de geest Bhoma die het kwade op een afstand moet houden. Eromheen bevinden zich sculpturen van bizarre dieren en mensen die in angst wegrennen. Binnen zijn er twee gangen in de vorm van een t-splitsing. Links zien we het beeld van Ganesha, de Hindoe god met vier armen en een olifantenkop, rechts de drie zogeheten linga’s, die drie gedaantes van de Hindoe god Shiva uitbeelden. Ook de natuur is hier prachtig. Bomen met indrukwekkende wortels en watervallen. Daartussen vele tempeltjes waar de monniken allerlei rituelen uitvoeren.  Normaal gesproken staan de tempels in Bali of in het teken van het Hindoeïsme, of het boeddhisme maar de Goa Gajah is een mix van beide religies. 



Op naar hoger gelegen gebied, we reizen verder naar Gunung Kawi, Berg der dichters. Deze tempel stamt uit de 11de eeuw en men vermoedt dat dit de begraafplaats is van koning Anak Wungsu en zijn vele vrouwen. De tempel ligt in een diepe vallei, te midden van prachtige rijstterrassen. We hebben een instant wow gevoel! Het zijn vooral de 7 meter hoge grot nissen en de eveneens in de rotsen uitgehouwen, ruïne van een boeddhistisch klooster die deze tempel zo spectaculair maken. Veel Balinezen geloven dat de mythologische reus Kibo Iwo de stenen monumenten heeft gemaakt. Met zijn enorme nagels zou hij de koningsgraven in 1 nacht uit de rotsen hebben gekrabd! De weg ernaartoe is prachtig met uitzondering van het eerste stukje waar verkoopstertjes hun uiterste best doen om je één en ander aan te smeren. We zijn het ondertussen gewend en lopen rustig verder. We heffen onze sarong op en dalen de 315 trappen af. We maken ons even de bedenking dat we al die trappen straks ook weer terug op moeten maar ja je moet er iets voor over hebben om dit wonder te aanschouwen. Het zicht op de eerste tombes is indrukwekkend maar een onweer is in alle hevigheid losgebarsten boven de tempel en een paradijselijk landschap, is plots veel minder paradijselijk als het regent. Het is een adembenemend mooie, vredige plaats en ik wou dat het zonnetje scheen. De weg terug omhoog is opnieuw fascinerend door de prachtige panorama’s op de rijstvelden maar wel een pak vermoeiender met onze teenslippers op die natte trappen vol plassen en paraplu in de hand. We denken niet dat we op 48 uur ooit zoveel regen hebben zien vallen. Bij ons zou je kunnen zwemmen in de straat. Hier zijn ze er duidelijk op voorzien.




Ons humeur daalt naar een dieptepunt, wat een rotweer. Surya probeert ons wat op te beuren en zegt telkens heel optimistisch dat het wat lichter wordt. ‘You can not order nature but it is only a little rain and it stays warm’. Tja wat mij betreft is de temperatuur nog veel te hoog maar de meesten onder jullie kennen Ingrid, dus ik hoef haar gezichtsuitdrukking hier niet te beschrijven zeker? 


Vanavond slapen we nog wel in Ubud maar we verhuizen naar een ander hotel op 20 km van het centrum want we willen ook de rust van de buitenwijken ontdekken. Surya rijdt dwars door de rijstvelden want het Alilia Ubud hotel ligt er middenin. Na het hectische Ubud, is de rust die hier overheerst geen overbodige luxe.  Bij aankomst worden we opnieuw heel gastvrij ontvangen met een fris doekje en een drankje. Onze eerste indruk bij aankomst is luxueus en echt Balinees. We worden naar de kamer gebracht en hebben het nu al moeilijk om ons te oriënteren. Trap op, trap af, hopelijk komt dit straks goed. De kamer is ruim met hoge plafonds en we hebben een klein terrasje. Vooral onze badkamer is indrukwekkend. Het bad staat namelijk in openlucht. We zitten nu te midden van de jungle en daardoor is de kamer wel wat vochtig. Ook hier krijgen we een gratis concert van de miljoenen krekels en kikkers die hier wonen in het groen rond het hotel. Op de kamer ligt er een apart stukje fruit, ‘salak’ oftewel ‘snakeskin fruit’ genoemd. Echt curieus, hoe de droge schil van die vrucht gelijkt op slangenhuid. Die droge, harde schil krijg je er moeiteloos af zonder je handen vuil te maken en binnenin vind je dan drie kleine, aaneengeplakte, witte stukken fruit rond een dikke, donkere pit. Niet zo gemakkelijk te beschrijven hoe de vrucht smaakt. Een beetje hard en niet echt zoet.


Tot vijf uur kunnen we aanschuiven in de gezellige lounge-achtige bar bij het zwembad voor de ‘afternoon tea’. We hebben nog 20 minuten dus we droppen alles in de kamer en zoeken de weg naar het zwembad. Na ik weet niet hoeveel trappen, komen we aan in de bar waar we een lekkere kruidenthee met bijhorend Balinees gebak kunnen nuttigen. De cake vind ik wat droog maar de groene pannenkoek met rietsuiker is heerlijk. We gaan terug naar de kamer om ons een beetje op te tutten voor het diner maar dan begint het weer heviger te regenen. Gelukkig staan er op de kamer twee reuze paraplu’s - ze zijn dit weer hier duidelijk gewoon. Bij het restaurant gekomen, krijgen we een tafeltje toegewezen aan de buitenkant van het terras. We zitten wel droog onder een afdak maar hier in de jungle vliegen meer insecten rond! Af en toe landt er eentje op onze tafel. Hopelijk gaan ze allemaal slapen wanneer wij ons eten krijgen. Zoals steeds worden we weer verwend: stoel wordt onder ons gat geschoven, servetje op onze schoot gelegd en heerlijke dipsausjes voor bij het lekkere brood op tafel gezet.  We gaan voor de pasta want de rijst komt ons stilaan de oren uit. De fettuccine arrabiata en de pasta met spinazie en champignons zijn beide heerlijk! Omdat we zo’n rotdag gehad hebben, besluiten we om ons maar gewoon verder te laten verwennen en kiezen we nog een dessertje. De pisang goreng is heerlijk met een bolletje ijs. Voor al dat lekkers betalen we hier 560.000 roepies (33 euro). Heel erg duur naar Balinese normen maar we krijgen wel een lekker warm handdoekje in onze handen gedrukt na de maaltijd. Wat extra luxe dat mag vanavond wel. 


1 opmerking:

  1. Ja die regen zal hopelijk snel verdwijnen zodat je nog
    van het zwemdok kunt genieten.De dag zelf zal zeker
    wel de moeite geweest zijn met prachtige uitzichten.
    Verwarm Ingrid een beetje zodat ze een goede nachtrust
    mag hebben en jij ook.Knuffels

    BeantwoordenVerwijderen